This site uses cookies.
Some of these cookies are essential to the operation of the site,
while others help to improve your experience by providing insights into how the site is being used.
For more information, please see the ProZ.com privacy policy.
This person has a SecurePRO™ card. Because this person is not a ProZ.com Plus subscriber, to view his or her SecurePRO™ card you must be a ProZ.com Business member or Plus subscriber.
Affiliations
This person is not affiliated with any business or Blue Board record at ProZ.com.
Spanish to Dutch - Rates: 0.07 - 0.10 EUR per word Dutch to Spanish - Rates: 0.07 - 0.10 EUR per word English to Dutch - Rates: 0.07 - 0.10 EUR per word English to Spanish - Rates: 0.07 - 0.10 EUR per word
Dutch to Spanish: Het wordt pas lente in Afghanistan als het dooit in Kasjmir General field: Other Detailed field: History
Source text - Dutch HET WORDT PAS LENTE IN AFGHANISTAN ALS HET DOOIT IN KASJMIR
Kasjmir is een explosief mengsel van koloniale katers, nationale identiteiten, regionale ambities, grove mensenrechtenschendingen, schaarser wordend water en een mondiale jihad. Het is dan ook geen verrassing dat het geweld in Kasjmir gekoppeld wordt aan de oorlog in Afghanistan en de gewelddadige opstand in Pakistan. Geografische nabijheid en religieus-ideologische banden spelen daarbij een rol, maar zijn niet doorslaggevend.
India en Pakistan betwisten elkaar het volledige grondgebied van de voorheen prinselijke staat Jammu en Kasjmir al sinds 1947 en vochten er sindsdien drie oorlogen over uit. Aangezien er in Jammu en Kasjmir meer moslims dan boeddhisten, hindoes en sikhs woonden, moest de hele staat bij de opsplitsing van het Britse Zuid-Azië aansluiten bij Pakistan, vond men in Islamabad. De maharadja tekende, na een inval van tribale milities uit Pakistan, echter een toetredingsakte met India, waardoor Delhi de hele staat sindsdien als een integraal deel van zijn grondgebied beschouwt. Sinds 1949 valt 30 procent van Jammu en Kasjmir onder Pakistan en 60 procent onder India, al heeft geen van beide landen de bestandslijn van toen ooit als grens erkend. Sinds de Indiaas-Chinese oorlog van 1962 heeft ook China tien procent van het oorspronkelijke grondgebied geannexeerd.
De belangrijkste reden waarom het zo moeilijk is voor India en Pakistan om een oplossing te vinden voor dit 63 jaar oude conflict, blijft de symboolwaarde van de Himalayastaat voor beide nationale identiteiten. Anno 2010 is water voor Pakistan echter even belangrijk als religie of natiestaat. Tachtig procent van de Pakistaanse landbouw wordt immers geïrrigeerd met rivierwater dat het land binnenkomst via Kasjmir. In principe zou dat geen probleem mogen zijn, aangezien de twee landen al in 1960 een waterverdrag tekenden. Daarin werd afgesproken dat het gebruik van de drie westelijke rivieren –Indus, Chenab en Jhelum– aan Pakistan zou toekomen en het gebruik van de drie oostelijke rivieren –Sutlej, Beas en Ravi–aan India.
De voorbije jaren tekent zich echter een toenemende waterschaarste af. Volgens het World Water Development Report 2009 van Unesco kelderde de beschikbare en hernieuwbare watervoorraad per inwoner in Pakistan tussen 2000 en 2005 van 2961 naar 1420 kubieke meter. De redenen voor die dramatische terugval zijn veelvoudig: bevolkingsaangroei, slechte irrigatiesystemen en inefficiënt watergebruik, de impact van de klimaatverandering, maar ook de bouw van enkele elektriciteitscentrales op Indiaas grondgebied. Alleen dat laatste krijgt ruim aandacht in de Pakistaanse pers en het Pakistaanse officiële discours. Tijdens de jongste ontmoeting tussen Indiase en Pakistaanse staatssecretarissen van Buitenlandse Zaken op 25 februari was water dan ook een van de punten die door de Pakistaanse delegatie op tafel werden gelegd.
De waterschaarste wordt vooral gevoeld in Pakistaans Punjab, de provincie die zowat 75 procent van het Pakistaanse graan produceert en die haar naam ontleent aan de vijf rivieren die er samenstromen in de Indus (panj is vijf en aab is rivier). Punjab, dat traditioneel ook de legertop levert en dus de centrale posities in het Pakistaanse staatsbestel bezet, wijst graag in de richting van India om te voorkomen dat de stroomafwaartse provincies Sindh en Baloetsjistan de Punjaabse landbouw verantwoordelijk zouden stellen voor de droogte en de verzilting die steeds verder naar het binnenland oprukt.
Pakistan vroeg in 2005 een Wereldbankarbitrage over de Indiase Baghliardam op de Chenab. In grote lijnen erkende het rapport dat India zich aan het Induswaterverdrag hield, maar het vroeg wel om de hoogte van de dam te verminderen en om het vullen van het reservoir te beperken tot de weken tussen 21 juni en 31 augustus – wat India niet altijd doet.
pakistaans jihadisme
De ontmoeting van staatssecretarissen Nirupama Rao uit India en Salman Bashir uit Pakistan op 25 februari leverde weinig tastbare resultaten op, er werd zelfs geen afspraak gemaakt voor een volgende bijeenkomst. Dat betekent dat er nauwelijks gesproken is over Kasjmir en de waterproblemen, de twee topprioriteiten van Pakistan. Maar ook de Indiase topprioriteit –het terrorisme– werd zonder veel gevolg afgevoerd. Dat terrorisme verwijst op de eerste plaats naar de spectaculaire aanslagen op Mumbai, eind november 2008, maar meer nog naar het geweld in Kasjmir.
In 1989 brak in en rond Srinagar, de zomerhoofdstad van Indiaas Kasjmir, een gewapende opstand uit tegen Delhi, het gevolg van decennia van gebroken beloften en politieke onmacht. Al snel werd die inheemse opstand overgenomen door islamistische militanten die uit Pakistan kwamen of er getraind, gefinancierd en bewapend werden. Na 2001 zijn verschillende van die gewapende jihadistische groepen op internationale terrorismelijsten terechtgekomen. Met name Lashkar-e-Taiba (LeT) werkte zichzelf in het internationale vizier, onder andere door betrokkenheid bij aanvallen op het parlement van Jammu en Kasjmir in 2001, maar vooral door de organisatie en uitvoering van de aanval op Mumbai in 2008.
In de beginjaren werden deze militantengroepen opgezet met steun van de Pakistaanse militaire inlichtingendienst ISI, dat erkent intussen ook de regering-Obama in Washington. Of en in hoeverre de tandem ISI - LeT vandaag nog functioneert, valt moeilijk uit te maken. Jalil Abbas Jilani, de kersverse ambassadeur van Pakistan in Brussel, wijst erop dat de Kasjmir-militanten de voorbije jaren gemene zaak maakten met de Pakistaanse taliban, en dat dit opstandelingennetwerk steeds vaker militaire doelwitten en zelfs expliciet ISI-kantoren aanvalt. Anderzijds is het publieke optreden van verschillende jihadistische groepen en leiders moeilijk denkbaar als hun activiteiten geen hogere bescherming zouden genieten. Begin februari bijvoorbeeld hielden verschillende –buiten de wet gestelde– militantenorganisaties een publieke conferentie in Muzaffarabad, de hoofdstad van het Pakistaanse deel van Kasjmir. De slotresolutie eindigde met de stelling: ‘Als de Pakistaanse regering geen politieke, diplomatieke of morele steun kan geven aan het volk van Kasjmir, dan moet het minstens de vrije hand laten aan de moedjahedien die India zelf aanpakken.’
Die zelfde eerst week van februari zei de vroegere LeT-supremo en huidig leider van de caritatieve mantelorganisatie Jawaad-ud-Dawa, Hafiz Saeed, in zijn woonplaats Lahore dat de gewapende strijd tegen India moest verdergaan en dat de bevrijding ophanden was – waardoor ook het water van “Pakistans rivieren” bevrijd zou worden. Saeed en zijn organisaties hebben niet toevallig hun hoofdkwartier in Punjab.
assertieve indiase diplomatie
Wie verwacht dat het immer explosieve conflict over Kasjmir hoog op de internationale agenda zou staan, lijkt zich te vergissen. De Pakistaanse president Asif Ali Zardari stelde begin januari weliswaar dat de regio –lees: Afghanistan en Pakistan– pas vrede zou kennen als er een eerlijke oplossing voor Kasjmir zou komen, toenmalig VS-president Bill Clinton noemde Kasjmir al in 1998 ‘een van de gevaarlijkste plaatsen op aarde’ en presidentskandidaat Barack Obama zei vijf dagen voor zijn verkiezing dat de Verenigde Staten ‘wellicht zullen moeten proberen de Kasjmir-crisis op te lossen’. Sinds de verkiezing van Obama wordt het K-woord in Amerikaanse diplomatieke kringen echter gemeden als de pest. De speciale gezant voor de regio, Richard Holbrooke, kreeg wel Afghanistan en Pakistan op zijn taakomschrijving, van Kasjmir was geen sprake. Daar had een assertieve Indiase diplomatie wel voor gezorgd.
De Indiase premier Nehru bracht in 1948 het conflict voor de VN-Veiligheidsraad, maar sindsdien wil India niet meer weten van internationale bemiddeling. En met de wensen van India wordt in de wereld van BRICs en G20 rekening gehouden, ook al heeft president Obama de banden met Delhi minder strak aangehaald dan zijn voorganger Bush. Dat laatste zorgt overigens voor nog meer nervositeit en minder flexibiliteit in India’s leidende kringen, want die zien de oude as Pakistan-China-Verenigde Staten herrijzen.
Somnath Gosh, Rajit Punhani en Gaurav Ahluwalia, drie diplomaten op de Indiase ambassade van Brussel die tijd gemaakt hebben om op de vragen van MO* te antwoorden, zijn in elk geval categorisch: het verband tussen Kasjmir en Afghanistan bestaat alleen in de hoofden van Pakistaanse diplomaten die wanhopig zoeken naar een manier om de internationale aandacht af te leiden van de problemen die Pakistan zelf heeft en creëert met extremisme en terrorisme.
De Pakistaanse ambassadeur Jilani is het daarmee niet eens. Volgens hem is het duidelijk dat vrede in Kasjmir ‘de publiekssteun voor organisaties als Lashkar-e-Taiba drastisch zou verminderen, waardoor de strijd tegen de taliban en andere jihadistische groepen voor zowel het Pakistaanse leger als de internationale coalitie en het Afghaanse leger veel makkelijker zou worden.’ Jilani is er ook niet van overtuigd dat Pakistan het epicentrum is van de regionale onrust en het wereldwijde terrorisme. Pakistan heeft bewijzen, zegt hij, dat ‘bepaalde elementen van de Indiase veiligheidsdiensten bepaalde anti-Pakistaanse elementen vanuit de consulaten in Afghanistan ondersteunen, trainen en bewapenen’. De ambassadeur kan die bewijzen niet overleggen. Dat soort materiaal wordt niet publiek gemaakt, dat moet ik toch begrijpen.
Daarmee lijkt de cirkel perfect gesloten: India beschuldigt Pakistan van steun aan gewapende groepen die een opstand gaande houden in Kasjmir, waardoor permanent minstens 600.000 Indiase soldaten in Jammu en Kasjmir gestationeerd moeten worden om afscheiding te voorkomen. Pakistan beschuldigt India van steun aan separatistische bewegingen in Baloetsjistan, de provincie die een groot deel van Pakistans bodemrijkdommen én de grootste armoede van het land herbergt. Daardoor zou India de eenheid van het land willen ondermijnen, de ontwikkeling saboteren en het leger bezighouden.
verkilling
De wederzijdse paranoia tussen India en Pakistan is historisch medeverantwoordelijk voor de desastreuze toestand waarin Afghanistan zich vandaag bevindt. Begin jaren zeventig hielp India het vroegere Oost-Pakistan om als Bangladesh een onafhankelijk land te worden. Die nederlaag van het Pakistaanse leger liet diepe trauma’s na en zorgde ervoor dat in de kazernes –en dus ook in de regeringen, want Pakistan heeft meer dan zijn deel aan militaire staatsgrepen gehad– een doctrine van “strategische diepte” uitgewerkt werd. Die kwam erop neer dat Pakistan, bij een eventuele aanval van India, behoefte had aan een betrouwbaar regime in buurland Afghanistan, dat dan gebruikt zou kunnen worden voor een strategische terugtrekking. Die doelstelling werd door de streng islamitische dictator Zia-ul-Haq nagestreefd door Amerikaans en Saoedisch geld en wapens te bezorgen aan de fundamentalistische moedjahedien die in de jaren tachtig tegen de Sovjetbezetting streden. Uiteindelijk leidde die politiek in de jaren negentig tot de creatie van de taliban, onder de vleugels van de alomtegenwoordige militaire inlichtingendienst ISI. Pakistan was dan ook het eerste en bijna enige land dat de talibanregering tussen 1996 en 2001 erkende.
De Pakistaanse steun voor de Afghaanse taliban motiveerde India tot blijvende steun aan de Noordelijke Alliantie, een samenwerkingsverband van Tadzjiekse, Oezbeekse en Hazara-milities die zich niet gewonnen gaven tegen de taliban. Toen de Verenigde Staten eind 2001 die Noordelijk Alliantie in Kaboel aan de macht bracht, sprongen alle lichten in Pakistaanse legerkringen dan ook op rood, wat meteen verklaart waarom de taliban en hun Arabische en Oezbeekse bondgenoten zich ongehinderd konden terugtrekken in Pakistan. Het feit dat er vandaag meer dan 100.000 buitenlandse militairen nodig zijn om die taliban van een nieuwe machtsovername in Kaboel te houden, is daar een direct gevolg van. India investeerde sinds 2002 meer dan een miljard dollar in de heropbouw van Afghanistan en opende naast een grote ambassade in Kaboel ook nog eens consulaten in Kandahar, Herat, Jalalabad en Mazar-e-Sharif. Dat kan volgens Pakistan alleen betekenen dat Delhi bezig is met een omsingelingsbeweging. De zware aanslagen op de Indiase ambassade en op Indiase expats in Kaboel van eind februari worden door India dan ook niet gezien als individuele terreurdaden, maar als onderdelen van een samenhangend Pakistaans beleid dat uitbesteed wordt aan taliban en andere jihadistische groepen. Ook Amerikaanse bronnen hebben het over coördinatie tussen de Pakistaanse ISI en het Haqqani-netwerk, de Afghaanse opstandelingen die verantwoordelijk gehouden worden voor de laatste aanslag op de Indiase ambassade.
Voor optimisme over Kasjmir zijn er weinig afnemers. Toch zag het er het voorbije decennium even hoopvol uit, nadat president-generaal Musharraf en zijn Indiase evenknieën een “achterkamerdiplomatie” gelanceerd hadden. Na meer dan 24 ontmoetingen in hotels in Bangkok, Dubai en Londen leek een creatieve oplossing binnen bereik. Men zou de patstelling over het statuut van Kasjmir doorbreken door het organiseren van zelfbestuur voor de hele regio, gefaseerde demilitarisatie en gezamenlijk bestuur. Die doorbraak werd op het allerlaatste moment onmogelijk gemaakt door de politieke ondergang van Musharraf, de moord op Benazir Bhutto en de aanslagen op Mumbai.
Volgens de Indiase ambassade zijn de informele gesprekken nooit gestopt. Te oordelen naar de koele toon waarop de vijandige buren de voorbije maanden over en met elkaar spreken, blijft er van de creatieve energie van vijf jaar geleden echter niet veel over. Die slag hebben de terroristische organisaties alvast thuisgehaald. En telkens als de relaties tussen de nucleaire machten India en Pakistan verkillen, rilt de hele regio. De Navo blijft intussen koppig doorvechten in Afghanistan, terwijl de oorlog in andere valleien en hoofdkwartieren gepland wordt.
Translation - Spanish Solo llegará la primavera a Afganistán cuando deshiele en Cachemira.
Cachemira es una mezcla explosiva de herencias coloniales, identidades nacionales, ambiciones regionales, violaciones de los derechos humanos, una creciente escasez de agua y una yihad mundial. Por lo tanto no es de sorprender que la violencia en Cachemira se vincule con la guerra de Afganistán y la sublevación violenta de Pakistán. La cercanía geográfica y los lazos religiosos e ideológicos representan en este asunto un papel importante pero no determinante.
Ya desde el año 1947, India y Pakistán se disputan el territorio completo del antiguo estado principesco Jammu y Cachemira, por lo que han tenido tres guerras desde entonces. Dado el hecho de que en Jammu y Cachemira residieron más musulmanes que budistas, hindúes y sikhs, se decidió en Islamabad que, durante la partición de la India británica, el estado debería unirse a Pakistán. Sin embargo, después de una invasión de grupos armados paquistaníes, el maharajá firmó la unión a la India, por lo que Delhi considera desde entonces el estado completo como parte de su territorio. Desde 1949 el 30 por ciento de Jammu y Cachemira pertenece a Pakistán y el 60 por ciento a la India, aunque ninguno de los dos países ha reconocido esta línea de control como frontera. A raíz de la guerra de Indochina en 1962, también China ha anexionado el 10 por ciento del territorio original.
La razón más importante por la que resulta tan difícil que India y Pakistán encuentren una solución para este conflicto de hace 63 años, sigue siendo el valor simbólico del estado del Himalaya para las dos identidades nacionales. Sin embargo, en el año 2010 el agua es para Pakistán igual de importante que la religión o el estado de la nación, pues el 80 por ciento de la agricultura paquistaní se riega con agua de los ríos que entran en el país por Cachemira. En un principio esto no debería ser un problema, ya que los dos países firmaron en 1960 el Tratado de aguas. Este tratado dictaba que el uso de los tres ríos del oeste – Indus, Chenab y Jhelum-, correspondería a Pakistán y el uso de los tres ríos del este –Suflej, Beas y Ravi- a la India.
Sin embargo, en los últimos años se está produciendo una escasez de agua que va en aumento. Según el “World Water Development Report 2009” de la UNESCO la provisión de agua disponible y renovable por habitante en Pakistán disminuyó, entre los años 2000 y 2005, de 2961 a 1420 metros cúbicos. Los motivos para este retroceso dramático son múltiples: crecimiento de la población, sistemas de riego lamentables, uso de agua ineficiente y el impacto del cambio climático, pero también la construcción de unas cuantas centrales de electricidad en territorio indio. En los medios y en los discursos oficiales paquistaníes solo este último motivo recibe atención abundante. Durante el encuentro más reciente entre los subsecretarios indio y paquistaní de asuntos exteriores, el pasado 25 de febrero, el agua era por lo tanto unos de los puntos a destacar por la delegación paquistaní.
La escasez de agua se nota sobre todo en el Punjab, provincia paquistaní que produce alrededor del 75 por ciento del trigo del país y que toma su nombre de los 5 ríos que confluyen en el Indus (panj significa cinco y aab significa río). El Punjab, que tradicionalmente también suministra los altos mandos del ejército y por lo tanto ocupa una posición prominente en el gobierno, prefiere culpar a la India, para evitar que las provincias Sindh y Balutxistan, que se sitúan río abajo, puedan responsabilizar la agricultura del Punjab por la sequía y la salinización que avanza cada vez más tierra adentro.
En 2005 Pakistán pidió un arbitraje ante el Banco Mundial sobre la Presa de Baghliar india, en el río Chenab. El informe reconoció que India, a grosso modo, estaba cumpliendo el Tratado de aguas, pero sí pidió bajar la altura de la presa y también limitar las fechas para llenar el depósito a las semanas entre el 21 de junio y el 31 de agosto – cosa que India no siempre hace.
Yihadismo paquistaní
El encuentro de los subsecretarios, Nirupama Rao de la India y Salman Bashir de Pakistán, el pasado 25 de febrero, no ha dado muchos resultados concretos, ni siquiera se quedó en firme para una reunión siguiente. Esto significa que apenas se ha hablado de Cachemira y del problema hídrico: dos prioridades de suma importancia para Pakistán. Pero también la mayor prioridad india – el terrorismo – se pasó bastante por alto. En primer lugar este terrorismo se refiere a los atentados espectaculares de Mumbai, a finales de noviembre 2008, pero incluso todavía más a la violencia en Cachemira.
Dentro y alrededor de Srinagar, la capital de verano de Cachemira, se originó en 1989 una revuelta armada contra Delhi, consecuencia de decenas de años de promesas incumplidas e impotencia política. Rápidamente esta revuelta autóctona fue acaparada por militantes islámicos provenientes de Pakistán, o que allí habían sido entrenados, financiados o armados. Después de 2001, varios de estos grupos armados de militantes de la yihad, han ido apareciendo en los listados del terrorismo internacional. Especialmente Lashkar-e-Taiba (LeT) entró en el punto de mira internacional, entre otras cosas por su implicación en los ataques al parlamento de Jammu y Cachemira en 2001, pero ante todo por la organización y la ejecución del atentado de Mumbai en 2008.
Estos grupos de militantes, en sus principios, empezaron con el apoyo del servicio de información militar paquistaní (ISI), cosa que hoy por hoy ha sido reconocida por el gobierno-Obama en Washington. Es difícil saber hasta qué punto sigue funcionando hoy este tandem ISI – LeT. Jalil Abbas Jilani el nuevo embajador de Pakistán en Bruselas, destaca que los militantes cachemires, en los últimos años, han hecho causa común con los talibán pakistaníes, y que los objetivos son cada vez más de origen militar y hasta atacan explícitamente oficinas de la ISI. Por el otro lado, la actuación pública de distintos grupos de yihad y sus líderes sería difícilmente concebible sin la protección de las más altas esferas. A principios de febrero, por ejemplo, varias organizaciones de militantes que actúan fuera de la ley, hicieron una conferencia en Muzafarabad, capital de la cachemira paquistaní. La resolución final terminó con la frase “ Si el gobierno paquistaní no puede dar apoyo político, diplomático o moral al pueblo de Cachemira, entonces por lo menos debería dar vía libre a los muyahidines que se enfrentan con la India por su cuenta.”
Esta misma primera semana de febrero, Hafiz Saeed, el antiguo líder del LeT y el actual líder de la organización caritativa Jamaat-ut-Dawa, comunicó desde su residencia en Lahore, que la lucha armada contra la India debería seguir y que la liberación era inminente – y como consecuencia también el agua de los “ríos paquistaníes” sería liberada. No es ninguna coincidencia que Saeed y sus organizaciones tengan su sede general en Punjab.
Diplomacia asertiva india
Quién esperara que el conflicto de Cachemira, que siempre está a punto de estallar, tuviera un lugar prominente en la agenda internacional, se ha equivocado. Es verdad que el presidente paquistaní Asif Ali Zardari afirmó a principios de enero que la región – lee: Afganistán y Pakistán – solo conocería la paz si se encontrara una solución justa para Cachemira. El entonces presidente de EE.UU. Bill Clinton ya llamó en 1998 a Cachemira “uno de los lugares más peligrosos del mundo” y el candidato a presidente Barack Obama dijo cinco días antes de sus elecciones que los EE.UU. “tal vez deberían intentar solucionar la crisis de Cachemira”. Sin embargo, desde la elección de Obama, se evita la palabra Cachemira a toda costa en los círculos diplomáticos. El enviado especial a la región, Richard Holbrooke, encontró tanto Afganistán como Pakistán en su descripción de tareas, pero de Cachemira ni una palabra. De eso se había ocupado la diplomacia asertiva india.
Nehru, el primer ministro indio, llevó el conflicto en 1948 ante el Consejo de Seguridad de las Naciones Unidas. Sin embargo desde entonces la India ya no quiere saber nada más de intervenciones internacionales. En un mundo de BRIC y G20 los deseos de la India son tomados en consideración, aunque el presidente Obama mantiene con Delhi lazos menos estrechos que su predecesor Bush. Esto provoca todavía más nervios y menos flexibilidad en los círculos dirigentes, ya que ellos ven reaparecer el antiguo eje Pakistán – China – Estados Unidos.
Somnath Gosh, Rajit Punhani y Gaurav Ahluwalia, tres diplomáticos de la embajada india en Bruselas, que han tomado el tiempo para contestar las preguntas de MO*, son sin duda categóricos: la relación entre Cachemira y Afganistán solo existe en las cabezas de los diplomáticos paquistaníes, que buscan desesperadamente una manera de distraer la atención internacional de los problemas que Pakistán ha creado con el extremismo y el terrorismo.
El embajador paquistaní, Jilani, no está de acuerdo con esto. Según él es evidente que la paz en Cachemira “disminuiría drásticamente el apoyo público a organizaciones como Lashkar-e-Taiba, por lo cual la lucha contra los talibán y otros grupos de la yihad se haría mucho más fácil para el ejército paquistaní, el ejército afgano y la coalición internacional.” Jilani tampoco está convencido de que Pakistán fuera el epicentro de la agitación regional y del terrorismo internacional. Según él, Pakistán tiene pruebas de que “algunos elementos del Servicio de Seguridad indio apoyan, entrenan y arman desde los consulados en Afganistán a varios elementos anti-paquistaníes”. El embajador no nos puede presentar estas pruebas. Según el dice, este tipo de materia no se hace público, cosa que yo debería entender.
Con esto se cierra el círculo: La India acusa a Pakistán de dar apoyo a grupos armados que mantienen en marcha la sublevación en Cachemira, por la cual, de manera permanente, al menos 600.000 soldados indios están destinados en Jammu y Cachemira para prevenir la separación. Pakistán acusa a la India de dar apoyo a movimientos separatistas en Balutxistan, la provincia que aloja la mayor parte de las riquezas de los suelos paquistaníes y la mayor pobreza del país. De esta manera la India querrá perjudicar la unidad del país, sabotear el desarrollo y ocupar el ejército.
Enfriamiento
La paranoia mutua entre la India y Pakistán es, desde el punto de vista histórico, co-responsable de la situación desastrosa en la que se encuentra Afganistán hoy en día. A principios de los años setenta la India ayudó al antiguo Pakistán del Este a convertirse en un país independiente como Bangladesh. Esta derrota del ejército paquistaní causó traumas profundas y provocó que en los cuarteles – y por lo tanto en los gobiernos, ya que Pakistán ha recibido mas que su parte en golpes de estado militares – se elaboró una doctrina de “profundidad estratégica”. Esto implicaba que Pakistán, a la hora de un posible ataque de la India, sentiría necesidad de un régimen de confianza en su país vecino, Afganistán, que podría ser utilizado como retiro estratégico. El dictador islámico Zia-ul-Haq persiguió este objetivo proporcionando dinero y armas americanos y saudíes a los muyahidines fundamentalistas que lucharon en los años ochenta contra la ocupación soviética. Finalmente, en los años noventa, esta política llevó a la creación del talibán, bajo la protección del omnipresente servicio de información militar ISI. Como consecuencia Pakistán fue el primer y casi único país que reconoció el gobierno talibán entre 1996 y 2001.
El apoyo paquistaní al talibán afgano motivó a la India para dar apoyo continuo a la Alianza del Norte, una coalición de militantes tayikos, uzbecos y hazaras, que se resistieron al talibán. Cuando los Estados Unidos, en el año 2001, ayudaron a la Alianza del Norte a hacerse con el poder en Kabul, todas las luces en el ejército paquistaní saltaron en rojo, lo que al mismo tiempo explica porque los talibán y sus aliados árabes y uzbecos se podían retirar sin problemas a Pakistán. Consecuencia directa de todo esto es el hecho de que hoy en día se necesita más de 100.000 militares extranjeros para impedir a los talibán de una nueva toma de poder en Kabul. Desde 2002 la India ha invertido más de mil millones de dólares en la reconstrucción de Afganistán, y abrió, aparte de una embajada en Kabul, también consulados en Kandahar, Herat, Jakakabad y Mazar-e-Sharif. Según Pakistán esto sólo puede significar que Delhi está preparando un movimiento envolvente. Por lo tanto la India no ve los graves atentados contra la embajada india y los expatriados indios en Kabul de finales de febrero como actos terroristas individuales, sino como parte de una política paquistaní coherente, que subcontrata a los talibán y otros grupos de la yihad. También fuentes estadounidenses hablan de coordinación entre el ISI paquistaní y la red Haqqani, rebeldes afganos que se responsabilizan del último atentado contra la embajada india.
No hay mucho optimismo sobre la paz en Cachemira. Sin embargo, en la década pasada, hubo un rayo de esperanza, después de que su presidente-general Musharraf y sus iguales indios lanzaron una diplomática nueva. Después de más que 24 encuentros en hoteles en Bangkok, Dubai y Londres parecía que una solución creativa estaba dentro del alcance. Se rompería el estancamiento del estatuto de Cachemira, organizando la autonomía para toda la región, una desmilitarización por fases y una administración conjunta. Este gran paso adelante fue impedido en el último momento, causado por la derrota política de Musharraf y el asesinato de Benazir Bhutto en los atentados contra Mumbai.
Según la embajada india las conversaciones informales nunca han parado. A juzgar por el tono frío en el que los vecinos hostiles han hablado el uno de y con el otro durante los pasados meses, ya no queda mucho de la energía positiva de hace cinco años. Esta batalla la ganaron las organizaciones terroristas. Y cada vez que las relaciones entre los poderes nucleares, India y Pakistán, se enfrían, toda la región se estremece. Entretanto la OTAN sigue con su lucha en Afganistán, mientras que la guerra se planifica en otros valles y cuarteles.
English to Dutch: bmi slams airport price hike General field: Bus/Financial Detailed field: Finance (general)
Source text - English bmi slams airport price hike
Heathrow airlines face 40 per cent increase in landing charges
over and above RPI
The owners of Heathrow airport - the BAA - are to force increases of 40 per cent above inflation on airlines and their passengers to pay for the investment needed to construct a new Terminal 5. Airlines and passengers will have to carry the burden of the cost over the next five to seven years. This will be in advance of the opening of the new terminal and passengers using Heathrow will face the prospect of higher fares.
Additionally, bmi revealed that the cost of building Terminal 5 has risen dramatically over the past year with an increase in project costs of more than 100 per cent.
On Friday, in a formal submission to the final consultation on the issue, bmi will strongly urge the Civil Aviation Authority (CAA) to considerably reduce the 40 per cent above inflation charges the BAA are planning to force upon airlines and their passengers. bmi will insist that the BAA must significantly reduce the amount of ‘pre-funding’ for Terminal 5 expenditure which airlines are being asked to bear and to reduce the spiralling cost of the project.
Nigel Turner, chief financial officer of bmi, said:
“It is insane to ask airlines and passengers to pay more over the next five to seven years, when these same businesses and travellers will be subjected to considerable disruption and reduced levels of service while Terminal 5 is being built.
“The BAA must also find a way of building Terminal 5 much more economically. They should explore other avenues of investment that are common and widely used in building projects of this kind. In sharp contrast to virtually all other UK airports - where prices are decreasing - London Heathrow’s prices are set to go through the roof. These inflation busting increases will hit passengers using Heathrow at a time when airlines are doing all they can to stimulate demand by offering attractive lower fares.
“Life-line routes to the North of England, Scotland and Northern Ireland will be particularly affected by the charging proposals the BAA is seeking to introduce. These communities should be concerned about the ability of airlines to sustain links from their local airports into Europe’s premier hub airport.”
Luchtvaartmaatschappijen die op Heathrow vliegen, worden geconfronteerd met een toename van 40 procent boven de CPI, op hun landingsrechten.
De eigenaren van luchthaven Heathrow – de BAA – zien zich genoodzaakt om een stijging van 40 procent boven inflatie door te berekenen aan luchtvaartmaatschappijen en passagiers, om zodoende de investering te bekostigen die nodig is voor de bouw van een nieuwe Terminal 5. Luchtvaartmaatschappijen en passagiers zullen de komende vijf tot zeven jaar de lasten van deze kosten moeten dragen. Dit zal voorafgaan aan de nieuw te openen Terminal en de reizigers die Heathrow aandoen, zullen zich geconfronteerd zien met duurdere tickets.
Bovendien heeft bmi bekendgemaakt dat de kosten voor de bouw van Termnal 5 gedurende het afgelopen jaar drastisch gestegen zijn, een toename in de projectkosten van meer dan honderd procent.
Op vrijdag, tijdens een offíciële uiteenzetting van het slotoverleg over de kwestie, wil bmi de CAA met klem aansporen de 40 procent die de BAA boven inflatie van plan zijn te verhalen op luchtvaartmaatschappijen en hun passagiers, aanzienlijk te verlagen. Bmi zal er op aandringen dat de BAA de kostenberaming voor de financiering van Terminal 5, die de luchtvaartmaatschappijen wordt gevraagd te dragen, aanzienlijk zal moeten verminderen, evenals de oplopende kosten van het project.
Nigel Turner, hoofd financiële zaken bij bmi zegt het volgende:
“Het is belachelijk om luchtvaartmaatschappijen en passagiers te vragen meer te betalen gedurende de komende vijf tot zeven jaar, terwijl juist deze bedrijven en reizigers aanzienlijke hinder en verminderde service ervaren, tijdens de bouw van Terminal 5.”
“De BAA moet tevens een manier vinden om Terminal 5 op meer economisch verantwoorde wijze te bouwen. Zij zouden zich meer moeten richten op andere manieren van investeren, die veelvuldig gehanteerd worden in bouwprojecten van deze aard. In scherp contrast tot feitelijk alle andere vliegvelden van de UK - waar de prijzen dalen - rijzen de prijzen van London Heathrow de pan uit. Deze toename, die zelfs het inflatieniveau ontstijgt, zal de passagiers die van Heathrow gebruik maken, juist raken in de tijd dat luchtvaartmaatschappijen hun uiterste best doen om aan de vraag naar aantrekkelijke, goedkope tarieven te voldoen.”
“Essentiële routes naar het noorden van Engeland, Schotland en Noord-Ierland zullen het meest getroffen worden door de voorstellen die de BAA probeert door te zetten. Deze regio´s zullen zich zorgen moeten maken over de mogelijkheid van de luchtvaartmaatschappijen om vluchten tussen hun lokale luchthavens en Europa´s voornaamste luchtvervoersknooppunt voort te kunnen zetten.”
Professional translator and co-founder of COMA Traducciones.
My working languages are Dutch (mother tongue), Spanish (bilingual) and English.
As a freelance translator, I provide my services to translation agencies as well as end customers. I´m reliable and always looking for interesting projects.
For more information, please feel free to visit my website: www.comatraducciones.com